'Sinterklaas, er is iemand aan de telefoon. Iemand uit Dubbeldam.'

Regel-Piet

In de tuin van Sinterklaas rook het naar vers gemaaid gras. Het was een warme dag geweest in Madrid. Alle Pieten hadden Groen-Piet geholpen in de tuin. De heg was geknipt, alle bloemen hadden water gekregen en Opruim-Piet had het schuurtje helemaal netjes gemaakt. Sinterklaas had zelf het gras gemaaid. Hij vond het altijd leuk om op de maaimachine te zitten en door de grote tuin te rijden. Zijn rode mantel wapperde dan achter hem aan.

Ongerust-Piet harkte al het gras netjes bij elkaar. Maar het was veel werk want de tuin van Sinterklaas was heel groot. Toen Steljevoor-Piet langsliep vroeg Ongerust-Piet: 'Kun je me niet even helpen met het gras aanharken? Dan gaat het allemaal wat vlugger. Ik moet nog zoveel doen, de tuin is zo groot.'
'O nee, ik kan je niet helpen,' zei Steljevoor-Piet. 'Ik zou het graag willen hoor, maar ik kan niet harken.'
'Nou zeg, je kunt me toch wel eventjes helpen?' zei Ongerust-Piet. 'Straks is het donker en dan kan ik niet meer zien waar ik aan het harken ben en dat kan natuurlijk niet. Hé, bah, nu ben ik helemaal ongerust dat het werk niet afkomt en dat Sinterklaas misschien denkt dat ik de hele dag heb zitten niksen. Waarom help je me nou niet even? Gras aanharken is heus niet moeilijk, hoor.'

Steljevoor-Piet snapte ook wel dat gras aanharken niet zo'n moeilijk werkje was. Maar toch deed hij het niet. Hij zei: 'Ik wil wel helpen, maar ik heb hooikoorts en ben allergisch voor gras.'
Ongerust-Piet snapte er niks van. 'Allergisch? Hooikoorts? Wat is dat allemaal?'
'Nou, als je allergisch bent dan kun je ergens niet tegen. Je krijgt dan bijvoorbeeld bultjes, of overal kriebel. Dat is allergisch. En hooikoorts heb ik al heel lang. Ik ben dus allergisch voor gras.'
'Krijg je dan kriebel van gras?' vroeg Ongerust-Piet.
'Nee, geen kriebel, maar wel een snotneus. Ik moet dan heel veel niesen, wel twintig keer achter elkaar en dan ben ik eventjes heel erg verkouden. Maar als ik dan snel naar binnen ga, dan is het weer over.'
'Ik begrijp het,' zei Ongerust-Piet. 'Ik hoop niet dat ik dat ook krijg. Nou ben ik dáár weer helemaal ongerust over.'
'Welnee,' zei Steljevoor-Piet. 'Jij hoeft daar niet ongerust over te zijn, want ik heb allang gezien dat jij geen last hebt van hooikoorts. Maar ík moet wel oppassen, want stel je voor dat ik ineens hooikoorts krijg van dat pas gemaaide gras. Stel je voor dat ik dan honderd keer achter elkaar moet niesen. Stel je voor dat Sinterklaas daar zó van schrikt dat ik niet mee mag naar Dubbeldam. Stel je voor dat ik dan hier alleen moet achterblijven. Stel je voor…'
'Ja, ja, ho maar,' zei Ongerust-Piet. 'Ik hark zelf wel even het gras bij elkaar.'

Die avond zat Sinterklaas met de  Pieten te eten aan de keukentafel. Bak-Piet had stamppot andijvie gemaakt en voor het gemak had hij de grote pan op de tafel gezet. Ze zaten net allemaal te smullen toen de telefoon ging. Groen-Piet gaf een gilletje van schrik. 'Hè, ik schrik me altijd een hoedje als de telefoon gaat. Ik ben dat niet gewend. Gelukkig heb ik mijn telefoon altijd uit staan als ik in de tuin aan het werk ben. Lekker rustig.'
Regel-Piet was opgestaan om de telefoon op te nemen in de werkkamer van Sinterklaas. Even later kwam hij opgewonden de keuken in gerend. 'Sinterklaas, Sinterklaas, er is iemand aan de telefoon. Iemand uit Dubbeldam.'
Alle Pieten stopten met eten. Iemand uit Dubbeldam? Wie kon dat nou zijn?
'O, zie je wel. Ik heb het altijd al geweten. De reis gaat vast niet door,' zei Ongerust-Piet. 'Hè bah, nou ben ik zo ongerust dat ik helemaal geen trek meer heb in mijn stamppot andijvie.'
'Inderdaad,' begon Steljevoor-Piet. 'Stel je voor dat we niet naar Dubbeldam kunnen. Stel je voor dat de reis helemaal niet doorgaat. Stel je voor hoe we dan de cadeautjes bij de kinderen moeten krijgen. Stel je voor…'
Alle Pieten begonnen door elkaar te praten totdat Sinterklaas met zijn hand op de tafel bonsde. 'Rustig Pieten, we weten niet eens wie er aan de telefoon is. Wie is er aan de telefoon, Regel-Piet?'
'Het is ene mijnheer Jelmer Balm.'
'Wat een bijzondere naam,' zei Steljevoor-Piet.
'Moet jij nodig zeggen,' zei Bak-Piet.
'Stoppen nu,' zei Sinterklaas, die niet wilde dat er gekibbeld werd onder het eten. 'We kunnen nu eenmaal niet allemaal Piet heten. En Regel-Piet, wilde die mijnheer Jelmer Balm mij persoonlijk spreken?'
Regel-Piet knikte. 'Ja Sinterklaas, hij zei dat hij de makelaar is van makelaardij Nouwen.'
'Nouwen, alweer zo'n bijzondere naam,' floepte Steljevoor-Piet eruit.
'Ssstt…,' sisten de andere Pieten.
'Een makelaar is iemand die huizen verkoopt,' wist Bak-Piet. 'Dat weet ik, want mijn broer…'
'Ssstt…,' sisten de andere Pieten weer.
'Mijnheer Balm wilt u spreken over een huis in Dubbeldam.'

Naar deel 7